Als we mensen leren kennen, vragen we meestal naar hun beroep. De meesten van ons hebben of hadden een beroep. Het verheldert veel over wie iemand is, zo denken we. Het is een geschikte manier om je te presenteren, om te zeggen wie je bent. Je beroep bepaalt voor een groot deel je identiteit. Je bent als het ware je beroep. Je zegt: ik ben verpleegster, computerspecialist, journalist, verzekeringsagent, buschauffeur …
Hoe belangrijk ook, je beroep onthult slechts in beperkte mate wie je werkelijk bent. Er valt zoveel meer te vertellen over een mens dan wat zou blijken uit het beroep. Hoe dikwijls blijkt niet dat iemands ware roeping elders ligt? En dat geldt niet enkel voor de bordenwasser in een restaurant, een baantje waarvan we allemaal overtuigd zijn dat het geen levensroeping is. De schrijver en dichter Willem Elsschot (1882-1960) had een reclamebureau, maar hij hield niet van de reclamewereld. Voor velen is de job louter een manier om zich van een inkomen te verzekeren.
Nochtans zullen de meeste afgestudeerden op zoek gaan naar een beroep dat hen gelukkig zal maken. Ze dromen van een job waarin ze hun talenten kunnen ontwikkelen. Ze hopen dat ze met hun werk impact zullen hebben, iets kunnen betekenen. Maar de realiteit is na enkele jaren soms teleurstellend. Waren de verwachtingen misschien te hoog gegrepen? In vele gevallen brengt de dagelijkse arbeid niet het verhoopte geluk, en is het een kooi waarin mensen gevangen zitten, of een plek waar ze ziek worden, opbranden of depressief worden.
Zondag horen we in het evangelie dat Simon en Andreas hun beroep van visser lieten staan en Jezus volgden, en dat Jakobus en Johannes hetzelfde deden. Hadden ze in Jezus hun roeping ontdekt? Was de visserij hun vak, maar niet hun roeping?
Jezus zei hen: ik zal u vissers van mensen maken. Hiermee sprak Jezus woorden die we allen heel graag horen, en die bevestigen wat we echt willen: in ons werk iets mogen en kunnen betekenen voor andere mensen.
Dat ontbreekt in vele jobs. Een goed inkomen verdienen geeft al vlug slechts matige voldoening. Jezus herinnert ons er aan dat ons beroep in vele gevallen niet overeenkomt met ons diep verlangen om een beetje hemel te brengen in de wereld. Hij doet ons ook nadenken over hoe we met mensen omgaan in onze job: moeten we hun zwakheden en beperktheden uitbuiten, of mogen we ze ondersteunen en vooruithelpen? Moeten we collega’s onder druk zetten, of mogen we ze laten groeien? De arbeidsplaats is een plek waar menselijkheid soms ver te zoeken is, in naam van efficiëntie, productiviteit en winstgevendheid.
Simon en Andreas, en Jakobus en Johannes hadden niet veel tijd nodig om te kiezen voor Jezus. Doorheen alle tijden zijn er mensen geweest die de zekerheid van een beroep met inkomen onvoldoende vonden om er hun leven op te richten. Omdat ze kozen voor wat het hart raakt, omdat ze menselijkheid belangrijker vonden. (Mt 4, 12-23)