Ook al is er vandaag veel weggevallen door corona, toch proberen we er het beste van te maken door onze goede gewoontes zoveel mogelijk in stand te houden. Het zijn zekerheden in tijden vol onzekerheid. De wekker ’s morgens, ons ochtendtoilet, koken, kerstversiering aanbrengen, het nieuws om zeven uur ’s avonds, het partijtje scrabble na het eten.
De aanpassing is niet voor iedereen even gemakkelijk. Door al de veranderingen is de toekomst plots minder vanzelfsprekend geworden. Onze behoefte aan duidelijkheid en klare antwoorden wordt op de proef gesteld. De overtuiging dat we met onze wetenschap en kennis alles onder controle hebben, is kleiner geworden.
Godsdienst is doorheen de geschiedenis voor velen een grote steun geweest in een leven vol toeval en onzekerheid. Weten dat God om ons bekommerd is en ons nabij wil blijven, is geruststellend. Dit geloof drukt zich uit in dankbaarheid en rituelen. Elke dag worden in de kerken overal ter wereld kaarsen gebrand. Kinderen worden nog steeds gedoopt. Ook Jozef en Maria brachten hun jonge kind naar de tempel in Jeruzalem om het aan de Heer toe te wijden, zegt Lucas in het evangelie van zondag.
In onze behoefte aan zekerheid overdrijven we soms. We vragen om steeds méér regels, met steeds strengere straffen voor overtredingen. We zoeken antwoorden op onze vragen, en als die onvindbaar blijken, durven we zelfs de meest ongeloofwaardige theorieën geloven.
Misschien komt de wijsheid pas met de jaren? Lucas vertelt dat een hoogbejaarde Hanna en een oude Simeon naar het jonge gezin toe kwamen om God te danken. Simeon was al zijn hele leven op zoek naar licht, inzicht, vrede. Toen hij het kind Jezus in zijn armen nam, besefte hij duidelijker dan ooit dat dit kind redding zou brengen. Hij realiseerde zich dat de wereld enkel kan genezen door te kijken met de ogen van een kind. Heil en voorspoed voor de mensen is pas mogelijk als gekeken wordt zonder achterdocht, maar met vertrouwen. Zonder angst, maar met ogen vol hoop en verwachting.
Simeon was oud genoeg om te weten dat die manier van kijken naar de wereld niet voor iedereen bevrijdend is. Velen vinden dat beangstigend. Hun onzekerheid is veel groter dan hun vertrouwen. Ze zullen het afwijzen en zelfs bestrijden.
Simeon en Hanna waren oud, het leven had hen niet gespaard. Maar ze waren toch jong van hart gebleven, de dromen en idealen uit hun jeugd hadden ze niet opgegeven. Ze hielden afstand van de volwassenen die beweren dat men realist moet zijn, pragmatisch en gericht op zekerheid. Dat dromen bestemd zijn voor de slaap in de nacht, en dat je met idealen geen boterham kan beleggen. Neen, voor hen was elk kind een bewijs van het tegendeel. Elk kind is opnieuw Gods aankondiging van heil en geluk, een voorbode van verlossing en voorspoed. (Lc 2, 22-40)